Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij [10]verblijden den koning met hun boosheid, en de vorsten met hun leugenen. 10. De goddeloosheid van den koning en zijne vorsten was zo groot, dat zij vreugde en vermaak namen in de gruwelijke boosheid der priesters en van het volk, als dienende tot stijving der afgoderij, waarin zij de vastigheid van hunnen staat stelden; zulks het volk wetende, maakten het zo, gelijk hun koning het gaarne had, hoe erger hoe liever.